De Derde Tussenperiode: dynastieën 21, 22 en 23
15594
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-15594,page-child,parent-pageid-15471,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
 

Derde Tussenperiode.

De Derde Tussentijd was een woelige tijd, waarin veel oorlogen en heersers elkaar frequent opvolgden.
Na de dood van Ramses XI ontrukten de Hoge Priesters van Amon in Thebe in de persoon van Herihor de controle van de farao’s.
Het land was weer verdeeld in twee delen.
Herihor leidde het bovenste gedeelte en Smendes het Lagere Egypte.
Smendes richtte de 21ste dynastie op, die ook als Tanites bekend is.
Zij werden vervangen zonder een duidelijke strijd door de Libische koningen van de 22ste dynastie.

Egypte heeft lang banden gehad met Libië en de eerste koning van de nieuwe dynastie, Shoshenq I, diende als generaal onder de laatste heerser van de 21ste dynastie.
Het is bekend dat hij zijn eigen zoon aanstelde als Hoge Priester van Amon, een post die eerder een erfelijke benoeming was.
De karige en fragmentarische aard van de geschreven verslagen van deze periode maakt dat het onzeker is.
Er schijnen vele subversieve groepen geweest te zijn die uiteindelijk tot de verwezenlijking van de 23ste Dynastie leidde.
Er werd hierbij een nieuwe hoofdstad opgericht, Saïs door de 24ste dynastie.
Daardoor zijn er eigenlijk drie heersers, twee dynastieën in de delta en Boven-Egypte in handen van de Amon-Priesters.

Dynastie 21: 1070 – 945

De 21ste dynastie van Egypte regeerde van 1070 v. Chr. tot 945 v. Chr..
Deze tijd wordt vaak de Derde Tussentijd genoemd omdat het land in verval geraakt was onder de voorafgaande latere Ramessiden.
Een belangrijke oorzaak hiervoor was dat de priesterlijke bureaucratie – vooral de hogepriesters van Amon – een staat in de staat geworden was, die alle belastinggeld opeiste.
Daarmee was de macht van de koning tot een schaduw verworden.
Onder de koningen van dynastie 21 schreven de hogepriesters van Amon zelfs hun naam in een koninklijke cartouche en daarmee eisten zij in feite de koninklijke waardigheid voor zichzelf op.
Het zuiden was daarmee een soort theocratie geworden met een pontificaat met wereldlijke macht.
Internationaal was de situatie ook niet erg bemoedigend, in het hele Midden-Oosten was het onrustig.
In Mesopotamië was de Aramese volksverhuizing aan de gang en Egypte was te zwak om zich veel met de buitenlandse politiek te bemoeien.
Ook Egypte kreeg met vreemdelingen te maken.
Er waren veel Libiërs die zich in het westen van de Delta vestigden.
Het waren dan ook Libische vorsten die de macht over zouden nemen en de 22ste dynastie zouden vestigen.

 

De farao’s van deze dynastie:

(klik op de naam van de farao om meer te zien)

 

Smendes I 1070 – 1043

 

Amenemnesoe 1043 – 1039

 

Psoesennes I 1039 – 991

 

Amenemope 993 – 984

 

Osorkon de Oudere 984 – 978

 

Siamoen 978 – 959

 

Psoesennes II 959 – 945

 

Dynastie 22: 945 – 715

De tweeëntwintigste dynastie van Egypte regeerde van ca. 945 v. Chr.- 715 v. Chr. het land en wordt in het algemeen aan geduid als de Libische dynastie.
Egypte had al lange tijd met de buren in het westen van doen gehad.
Al in de tijd van Djer werd er een expeditie gehouden in wat later Libië zou heten en Snofroe nam er 11.000 bewoners gevangen en 13.000 stuks vee in beslag.
Ook Mentoehotep II ondernam een expeditie tegen de inheemse Tjehenu en Tjemehu, wat voor volkeren dat precies waren en wat voor taal zij spraken is niet bekend, maar een verwantschap met de berbervolkeren is een goede mogelijkheid.
Ongeveer een eeuw voor de tijd van Ramses II begonnen zich vreemdelingen van overzee in het land van de Tjehenu (Libië) te vestigen.
Dit had waarschijnlijk te maken met het opdringen van Indo-Europese volkeren in zuidelijk Europa.
We kennen een aantal namen van deze ‘zeevolkeren’, nl. de Sherden, Meshwesh, Libu, Ekwesh, Shekelesh en Teresh.
Het is naar de Libu dat de Griekse kolonisten die er rond 630 v. Chr. de stad Cyrene stichtten, het land Libië noemden.
Wat voor taal deze volkeren spraken is zeer onzeker, een aantal spraken mogelijk iets Indo-Europees, anderen een pre-Indo-Europese taal van het Middellandse Zeegebied.
Van het laatste weten wij bitter weinig omdat vrijwel het enige dat ons daar nu nog van rest het moderne Baskisch is.
Ramses II moest zich al verdedigen tegen de Sherden die een reeks forten langs de Libische kust gebouwd hadden, maar onder Ramses III werd de dreiging pas echt kritiek.
Egypte wist zich met moeite staande te houden in deze woelige tijd die wel als de brandkatastrofe bekend staat.
Onder de verdere 20ste en 21ste dynastieën vestigden zich aanzienlijke aantallen Meshwesh in de Nijldelta en de ‘Opperhoofden van de Ma (Meshwesh)’ ontwikkelden zich tot plaatselijke machthebbers.
De tijd van de 21ste dynastie was een tijd van koninklijke zwakte en de hoofdlieden van de Ma vervulden belangrijke posten in het leger.
De laatste koning van de dynastie Psoesennes II huwelijkte zijn dochter Maatkare uit aan een van hen, de vorst van Bubastis en opperbevelhebber van zijn leger, Sheshonq.
Deze volgde hem op en werd daarmee de grondlegger van de Libische dynastie.
De twee eeuwen van Libische overheersing waren een tijd van herwonnen kracht en wederopbloei voor Egypte.
Hoewel het zuiden van het land een theocratische staat was die geregeerd werd door de priesters van Amon en aanvankelijk niets van de vreemdelingen op de troon wilde hebben, wisten de Libiërs het koninklijk gezag weer te versterken door hun eigen familieleden tot Goddelijke Aanbidster of God’s Echtgenote-op-aarde te benoemen.
De dynastie verviel uiteindelijk door interne geschillen over de opvolging.

 

De farao’s van deze dynastie:

(Klik op de naam van de farao om meer te zien)

 

Sheshonq I 945 – 924

 

Nimlot B ca. 940

 

Osorkon I 924 – 889

 

Sheshonq II 890 – 889

 

Takelot I 889 – 874

 

Osorkon II 874 – 850

 

Harsiese I 870 – 860

 

Takelot II 850 – 825

 

Sheshonq III 825 – 783

 

Pami 773 – 767

 

Sheshonq V 767 – 730

 

Osorkon IV 730 – 715

Dynastie 23: 818 – 715

(Tanis, Hermopolis, Herakleopolis, Leonthopolis)
Het dateren van deze dynastie alsmede de gehele Derde Tussenperiode zoals voorgesteld door Prof. Kenneth Kitchen lijkt het meest betrouwbaar te zijn.
Het stelt de heersers ook voor volgens de traditionele chronologie hoewel D.A. Aston een vrij interessante hypothese suggereert.
Naar zijn mening was de stichter van deze dynastie Takelot II, voorganger van Padibastet I, Ioepoet I, Osorkon III, Takelot III, Amonrud en Payeftjawembastet op de Thebaanse troon, terwijl Sheshonq IV is weggelaten uit deze lijst.
Dynastie 23, is net zoals de gedeeltelijk gelijktijdig bestaande dynastie 22, een niet goed bekend gedeelte uit de Egyptische geschiedenis.
Het splitsen van het land van één centrale regering naar meerdere kleine heeft het land verzwakt wat uiteindelijk resulteerde in de aanval van Kushite en de toenemende dreiging van de Assyriërs.
Vanaf de tijd van Osrkon III’s wordt het bureau van “Goddelijke verheerlijking van Amon” meer en meer belangrijk en de koninklijke dochters en zusters van Thebe hebben net zoveel greep op de troon als koninklijke macht.

 

De farao’s van deze dynastie:

(Klik op de naam van de farao om meer te zien)

 

Padibastet I of Petubastis I 818 – 793

 

Iuput I ca. 816-800

 

Sheshonq IV 793 – 787

 

Osorkon III 787 – 759

 

Takelot III 764 – 757

 

Rudamun (Amunrud) 757 – 754

 

Iuput II (in Leontopolis) 754 – 720

 

Sheshonq VI 720 – 715

 

Payeftjawembastet 754 – 720

 

Nimlot van Hermopolis 754 – 725

 

Djehutyemhat ca. 728