Ahmose I
23434
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-23434,page-child,parent-pageid-15471,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
 

Ahmose I (Ahmes I of Ahmosis I)

1534-1508

Ahmose I, soms geschreven als Ahmosis of Ahmes, wat betekent “Iah (de maan) wordt geboren“) was een farao en stichter van de achttiende dynastie van Egypte, geclassificeerd als de eerste dynastie van het nieuwe koninkrijk van Egypte, het tijdperk waarin oude Egypte het hoogtepunt van zijn macht bereikte.
Hij was lid van het Thebaanse koninklijke huis, de zoon van farao Seqenenre Tao en broer van de laatste farao van de zeventiende dynastie, Kamose.
Tijdens het bewind van zijn vader of grootvader kwam Thebe in opstand tegen de Hyksos, de heersers van Neder-Egypte.
Toen hij zeven jaar oud was, werd zijn vader vermoord en hij was ongeveer tien toen zijn broer stierf door onbekende oorzaken na slechts drie jaar regeren.
Ahmose I nam de troon over na de dood van zijn broer en bij de kroning werd hij bekend als nb-pḥtj-rꜥDe heer der sterkte is Ra“.
Tijdens zijn bewind voltooide Ahmose de verovering en verdrijving van de Hyksos uit de Nijldelta, herstelde de Thebaanse heerschappij over heel Egypte en herbevestigde met succes de Egyptische macht in de voorheen onderworpen gebieden van Nubië en Kanaän.
Vervolgens reorganiseerde hij het bestuur van het land, heropende steengroeven, mijnen en handelsroutes en begon met massale bouwprojecten van een type dat sinds de tijd van het Middenrijk niet was ondernomen.
Dit bouwprogramma culmineerde in de bouw van de laatste piramide gebouwd door inheemse Egyptische heersers.
De heerschappij van Ahmose legde de basis voor het Nieuwe Rijk, waaronder de Egyptische macht haar hoogtepunt bereikte.
Zijn regering wordt meestal gedateerd in het midden van de 16e eeuw voor Christus.

Ahmose begon de herovering van het door de Hyksos bezette Neder-Egypte.
In het 15de jaar van zijn regering, nam hij Memphis in. Hij bleef optrekken en bereikte het grensgebied van de Nijldelta rond het jaar 11 van de Hyksos-koning Chamoedi, maar de volgorde van de daaropvolgende gebeurtenissen is niet algemeen aanvaard.
Het is zeer moeilijk om een beeld te krijgen van de verovering die voorafging aan de belegering van de Hyksos-hoofdstad, Avaris.
Bijna alles wat we weten is ons bekend uit de door de soldaat Ahmose, zoon van Abana in zijn graf achtergelaten autobiografie en de achterkant van de Rhind-papyrus, die bestaat uit dagboekaantekeningen, waarvan er een zegt:

Regeringsjaar 11, de tweede maand van shomu – Heliopolis werd genomen; eerste maand van akhet, dag 23, deze zuiderse prins brak binnen in Tjaru” (huidige Tell el-Habua).

Terwijl men voorheen aannam dat het regeringsjaar moest verwijzen naar dat van Ahmose, is men nu van mening dat het verwijst naar het 11de regeringsjaar van Chamoedi, de toenmalige Hyksos-koning en tegenstander van Ahmose.
De Rhind-papyrus verwijst naar Ahmose met de inferieure titel “zuiderse prins” of “prins van het zuiden” in plaats van die van koning of farao, zoals een Thebaanse aanhanger van Ahmose zonder twijfel zou hebben gedaan.
Anthony Spalinger wijst er in een bespreking van een werk van Kim Ryholt op dat de indirecte verwijzing naar Ahmose als “hij-van-het-zuiden” (Ryholts vertaling) erop wijst dat de schrijver een aanhanger van de Hyksoskoning was en dat het dus niet meer dan logisch is, dat de regeringsjaren verwijzen naar de regering van Chamoedi en niet die van Ahmose.
De Rhind-papyrus geeft ons ook een beeld van de militaire strategie van Ahmose tijdens zijn herovering van de Nijldelta.
Nadat hij in juli Heliopolis was binnengetrokken, zakte hij langs de oostelijke Nijldelta af om Tjaru in te nemen, de voornaamste grensversterking op de Horusweg, via de weg van Egypte naar Kanaän, waarbij hij Avaris volledig links liet liggen.
In oktober werd Tjaru ingenomen, waarmee alle verkeer tussen Kanaän en Avaris werd afgesneden.

Dit lijkt erop te wijzen dat hij van plan was om een blokkade te leggen rond Avaris, waarbij de Hyksoshoofdstad niet kon rekenen op de hulp of bevoorrading uit Kanaän.
Uit de tekst uit het graf van de soldaat Ahmose kan ook het verloop van het laatste deel van de campagne worden gereconstrueerd.
Ahmose voerde drie aanvallen uit op Avaris, de hoofdstad van de Hyksos, maar moest tegelijkertijd ook een kleine opstand iets ten zuiden van Egypte zien te onderdrukken.
Hierna nam hij, tijdens de vierde aanval op Avaris, de stad in.
Hij bekroonde zijn overwinning op de Hyksos met de verovering van hun vesting Sharuhen (het huidige Tell el-Ajjul), nabij Gaza, na drie jaar belegering. Ahmose zou Avaris in zijn 18e of ten laatste in zijn 19e regeringsjaar hebben ingenomen. Dit wordt gesuggereerd door “graffiti in de steengroeve in Tura waarbij ‘ossen uit Kanaän’ werden gebruikt bij de opening van de steengroeve in het regeringsjaar 22 van Ahmose.”
Aangezien het vee waarschijnlijk pas na de belegering van Sharuhen, die volgde op de val van Avaris werd ingevoerd, betekent dit dat de regering van Chamoedi ten laatste in het 18e of 19e regeringsjaar van Ahmose eindigde.

iaH-msi(w) Iahmesi
(De maan is geboren)

nb-pHti-ra Nebpehtire
(De heer der sterkte is Ra)

De piramide van Ahmose.


De overblijfselen van zijn piramide in Abydos werden in 1899 ontdekt en in 1902 geïdentificeerd.
Deze piramide en haar structuren waren in 1993 onderwerp van een opgraving en onderzoek door de Pennsylvania-Yale-New York University Expedition onder leiding van Stephen P. Harvey.
Het merendeel van de stenen bekleding van de buitenkant was door de eeuwen heen gestolen en de puinheuvel waarop deze was gebouwd is hierdoor ingestort.
Er werden echter twee intacte lagen van ingesloten stenen teruggevonden door Arthur Mace, waaruit, gebaseerd op de analyse van de buitenste kalksteen, bleek, dat de piramide een steile helling van 60 graden had (ter vergelijking: de piramide van Cheops had een helling van 51 graden).
Hoewel het interieur van de piramide niet meer is onderzocht sinds 1902, hebben graafwerkzaamheden in 2006 een deel van een enorme, tegen haar façade gebouwde, bakstenen helling blootgelegd.
Aan de voet van de piramide lag een complex van stenen tempels omringd door een bakstenen muur.
Harvey’s onderzoek heeft drie structuren blootgelegd naast de door Arthur Mace ontdekte “piramidetempel van Ahmose“.
Deze structuur, het dichtst bij de basis van de piramide gelegen, werd waarschijnlijk gezien als zijn belangrijkste plaats van aanbidding.
Onder de sinds 1993 ontdekte duizenden gebeeldhouwde en geschilderde fragmenten, zijn er verschillende die aspecten van een complex verhaal over een strijd tegen een Aziatische vijand beschrijven. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze reliëfs met boogschutters, schepen, Aziatische mensen en de eerste bekende afbeelding van het paard in Egypte, de enige voorstelling van de gevechten van de Ahmose tegen de Hyksos.
Aan de oostkant van de piramide, heeft Harvey twee tempels geïdentificeerd als gebouwd door de vrouw van Ahmose, koningin Ahmose-Nefertari.
Een van deze structuren heeft een stenen stempel met de naam van de chef-penningmeester Neferperet, de verantwoordelijke ambtenaar voor de heropening van de steengroeven van Tura in het 22e regeringsjaar van Ahmose.
De derde – en grootste – tempel (tempel C) is vergelijkbaar met de piramidetempel in vorm en grootte, maar de gemarkeerde stenen en de details van de decoratie suggereren dat het een plaats van aanbidding voor de koningin Ahmose-Nefertari was.
Er is enige discussie over de vraag of deze piramide als graf van Ahmose was bedoeld of als cenotaaf.
Hoewel de eerste onderzoekers van de piramide Mace en Currelly er niet in slaagden de inwendige kamers te vinden, is het onwaarschijnlijk dat een grafkamer zou worden teruggevonden in de puinbasis van de piramide.
Daar enige vermelding van een graftombe van koning Ahmose in de lijst van geroofde graven op de Abbott-papyrus ontbreekt en bij gebrek aan andere mogelijke kandidaten voor het graf van de koning te Thebe, is het mogelijk dat hij werd begraven te Abydos, zoals door Harvey is gesuggereerd.
Inderdaad, het grote aantal structuren van aanbidding aan de voet van de piramide die werden ontdekt tijdens de recentste opgravingen en de aanwezigheid van een begraafplaats die werd gebruikt door de priesters van de cultus van Ahmose aan de basis van de piramide, pleiten in het voordeel van het belang van de koningscultus te Abydos.
Sommige Egyptologen geloven echter dat deze piramide (net zoals die van Tetisheri) was gebouwd als cenotaaf en dat Ahmose eerst was begraven in het zuidelijke deel van Dra Abu el-Naga, samen met de overige leden van de 17e en 18e dynastie.
Deze piramide is de laatste piramide ooit gebouwd als onderdeel van een koninklijk piramidecomplex in Egypte.
De piramidevorm zal om zowel praktische als religieuze redenen door de farao’s van het Nieuwe Rijk worden verlaten.
Want waar de plateaus van Gizeh, Abusir, Sakkara of Dashur veel ruimte boden om de piramiden te bouwen, was dit niet het geval voor Thebe waar men werd beperkt door daar aanwezige kliffen en alle graven die werden opgericht in de omliggende vlakte kwetsbaar zouden zijn voor overstromingen.
De piramidevorm werd bovendien geassocieerd met de zonnegod Ra, die intussen door Amon in belang werd overschaduwd.
Een van de betekenissen van de naam van Amon is daarenboven “de verborgene“, wat betekent dat het nu theologisch toelaatbaar was om het graf van de farao te verbergen en de dodentempel volledig te scheiden van de plaats van de echte graftombe.
Dit leverde ook het voordeel op dat men de begraafplaats van de farao kon verbergen voor grafrovers. Al de na Ahmose komende farao’s van het Nieuwe Rijk werden dan ook begraven in rotsgraven in de Vallei der Koningen.

Schema van het complex van de piramide van Ahmose.

800px-Ahmose_Pyramid_complex-i18n

1 Processieweg

2 piramide van Ahmose

3 piramide van Tetisheri

4 Osirisgraf

5 Terrastempel

Hoofd van de mummie van farao Ahmose.

(Bron: G. Elliot Smith, 1912. Original photograph appeared as “Plate XII” in the 1912 edition of “Catalogue of the Museum of Cairo – Royal Mummies”)

Ahmose-mummy-head

Gouden armband met cartouche van farao Ahmose, (1550-1525 v. Chr.), Louvre.

(Bron: Iry-Hor (Wikipedia) 31 December 2012)

Bronzen dolk met Ahmose’s naam, (ca. 1560 v. Chr.), Royal Ontario Museum.

(Bron: Maksim Sokolov (Wikipedia) 23 April 2018)

Ahmose_I_Dagger_bearing_the_name_of_

Deel van stele met drie personen, Djehuti, Ahhotep en Ahmes, die Ahmose volgen, toen nog “zoon van de koning“, Metropolitan Museum of Art.

(Bron: Keith Schengili-Roberts (Wikipedia) 2 Februari 2007)

AhmoseI-FragmentaryStela-StatueMarbleTorso_MetropolitanMuseumOfArt

Tekening van een bas-reliëf van Ahmose I vechtend tegen de Hyksos.
Met daaronder het echte reliëf in het Ramesseum.

Hoofd van kalkstenen beeld van farao Ahmose, Metropolitan Museum of Art.

Ahmose_I_MET_DP140854-Head_of_