Djoser
16380
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-16380,page-child,parent-pageid-15471,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
 

Djoser ca. 2709 – 2690

Djoser ca. 2709 – 2690

 

Djoser was waarschijnlijk een broer van zijn voorganger Sanacht.
Bij zijn troonsbestijging diende hij, net als Sanacht aan interne strubbelingen het hoofd te bieden.
Eens deze overwonnen, lijkt zijn macht zich uitgestrekt te hebben tot Aswan, de eerste cataract van de Nijl.
Hij was in zijn tijd bekend onder zijn horusnaam Netjerichet en al zijn monumenten zijn dan ook met deze naam gemerkt.
Pas in latere tijden wordt meer en meer naar hem verwezen met de naam Djoser (of Zoser), wat vermoedelijk zijn geboortenaam was.
Dat deze twee namen verwijzen naar dezelfde persoon blijkt uit de koppeling van beide namen op een lange inscriptie op een rots op het eiland Sehel bij Aswan.
Het is echter voornamelijk zijn graf, de Trappiramide van Djoser en het bijhorende complex dat hem beroemt maakte, zowel in de oudheid als in het heden.
Het is, voor zover bekend, het eerste gebouw dat volledig in steen was opgetrokken, de trappiramide is oorspronkelijk niet als dusdanig opgezet, maar begon als mastaba, een klassieke Egyptische grafvorm.
In latere stadia werd het grondvlak vergroot, tot uiteindelijk 126 bij 109 meter en werden steeds kleinere trappen toegevoegd.
Uiteindelijk kwamen er zes trappen voor een totale hoogte van meer dan 60 meter.
Het vermoeden bestaat dat de piramide zodanig uitdijde dat hij zich zelfs over het graf van Sanacht, de voorganger van Djoser, uitstrekt.
De architect die verantwoordelijk was voor het ontwerp van dit bouwwerk was de vizier Imhotep, een geniale man, hooggewaardeerd door de koning en de Egyptenaren en later vergoddelijkt.
Djoser maakte ook werk van de ontginning van de rijkdommen van de Sinaï, vooral koper (bij de Wadi Maghara) en turkoois (bij Serabit-el-Chadim).
Volgens Manetho regeerde Djoser 29 jaar.
Volgens de Koningspapyrus van Turijn regeerde hij 19 jaar en Jürgen von Beckerath kent hem in zijn “Chronologie des pharaonischen Ägypten” een regeerperiode van 20 jaar (2690-2670 v. Chr.) toe

Horusnaam: Hr nTri-X.t Horus Netjeri-chet (Goddelijk Lichaam)

Abydos tabel: … Dsr sA Djoser Sa

Sakkara tabel: Dsr Djoser

Bewijzen:
Levensgroot beeld uit de trappenpiramide.
Zegelafdrukken in graftombe 2305 en in de graftombe van Hesyre te Sakkara.
Zegelafdruk uit de graftombe van Chasechemoey in Abydos.
Zegelafdruk uit Hiërakonpolis.
Zegelafdruk uit Elephantine.
Zegelafdrukken uit graftombes K1 en K5 te Bet Khallaf.
Zegelafdruk UC38100 in het Petrie Museum.
Inscriptie uit de Wadi Maghara.

De trappiramide van Djoser.

De ingang van de trappiramide.

Reconstructie van het piramide complex van Djoser te Sakkara

A – Zuidelijke kapel
B – Zuidelijke binnenplaats met grensmarkeringen
C – Noordelijke tempel
D – Serdab binnenplaats
E – Zuidelijke tombe

F – Entree
G – Heb-Sed binnenplaats
H – Huis van het zuiden
I – Huis van het noorden

Bovenaanzicht van het tempelcomplex.

A – Zuidelijke kapel
B – Zuidelijke tombe
C – Grensmarkeringen
D – Trappiramide
E – Noordelijke tempel
F – Serdab binnenplaats

G – Huis van het Noorden
H – Tempel T
I – Ingang
J – Heb-Sed binnenplaats
K – Huis van het Zuiden

Onder de trappiramide bevindt zich een labyrint van getunnelde kamers en galerijen die in totaal bijna 6 km lang zijn en aansluiten op een centrale schacht van 7 m in het vierkant en 28 m diep.
Deze ruimtes bieden ruimte voor het begraven van de koning, het begraven van familieleden en de opslag van goederen en offergaven.
De ingang van de 28 meter lange schacht werd gebouwd aan de noordkant van de piramide, een trend die in het hele Oude Koninkrijk zou blijven bestaan.
De zijkanten van de ondergrondse gangen zijn van kalksteen, ingelegd met blauwe faience tegels om rietmatten na te bootsen.
Deze muren van de “paleisgevel” zijn verder versierd met panelen die zijn gedecoreerd in bas-reliëf die de koning laten zien die deelneemt aan de Heb-sed.
Samen vormen deze kamers het graf-appartement dat het paleis nabootste en zou dienen als de woonplaats van de koninklijke ka.
Aan de oostkant van de piramide werden elf schachten van 32 m diep gebouwd en gekoppeld aan horizontale tunnels voor de koninklijke harem, deze werden opgenomen in de reeds bestaande onderbouw terwijl deze zich naar het oosten uitbreidde.
In de opslagplaatsen hier langs zijn meer dan 40.000 stenen vaten gevonden, waarvan er vele dateren van vóór Djoser. Deze zouden in het hiernamaals hebben gediend voor de diepgewortelde behoeften van Djoser.
Een uitgebreid netwerk van ondergrondse galerijen bevond zich in het noorden, westen en zuiden van de centrale grafkamer en hierin waren ruwe horizontale magazijnen uitgehouwen.

Schematische weergave van het ondergrondse complex

Standbeeld van Djoser, nu in het museum te Caïro. Oorspronkelijk stond deze in de serdab van de trappiramide.