Het Boek der Nacht
26662
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-26662,page-child,parent-pageid-15471,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
 

Het Boek der Nacht

Het Boek der Nacht.

 

De eerste versie van het “Boek der Nacht” die we kennen is afkomstig van de Osireion in Abydos en strekt zich uit tot het negende uur van de nacht.
Er was een exemplaar in het graf (Graf DK 8) van Merenptah op het plafond van de voorkamer, maar dat is nu grotendeels verdwenen.
Ramses IV heeft dit boek naast het “Boek van Nut” opgenomen op het plafond van zijn sarcofaag kamer, maar alleen tot aan het vierde uur.
Echter, het graf (Graf DK 9) van Ramses VI geeft ons twee complete exemplaren, een aan de westzijde van het plafond van de sarcofaag kamer, terwijl de tweede versie wordt verspreid via voorkamers.
Beide versies zijn aangevuld met afbeeldingen van het “Boek der Dag”.
Wij vinden ook scènes uit het boek in het graf van Ramses IX.
In al deze gevallen is het boek afgebeeld op het plafond van het Nieuwe Rijk graven, behalve in Tanis daar staan ze op de muren.

Het eerste en tweede uur van het “Boek der Nacht“.

Net als in de Amduat en het Boek der Poorten, wordt het eerste uur gezien als interstitieel en is dus niet gepresenteerd.
Het boek begint met het tweede uur, waar in het bovenste register zowel individuele als groepen godheden worden afgebeeld.
Deze omvatten de goden van de vier kardinale punten, de Ba’s (zielen) van Buto en Hiërakonpolis en de twee Enneaden, die staan voor alle goddelijke wezens.

Uur 3 van het “Boek der Nacht“.

Uur 4 van het “Boek der Nacht“.

Uur 5 van het “Boek der Nacht“.

Uur 6 van het “Boek der Nacht“.

Uur 7 van het “Boek der Nacht“.

In het bovenste register van het zevende uur, staan algemene vormen die staan voor het bestaan en niet-bestaan, hun tegenovergestelde zijn allen overledenen in het onderste register, verschijnend als de verheerlijkten (akhu), mummies en de “doden”, die verdoemd zijn.
Vermist is de vereniging van Ra en Osiris, gevonden in andere funeraire teksten, hoewel de vertegenwoordiging van Ba’s en lijken in het onderste register van het zesde uur aangeeft dat het verlangen naar de vereniging bestond in het diepst van de nacht, waarmee de regeneratie in het zevende uur is verbonden.
Hier, op het kritieke moment vereist het een overwinning op de verschillende vijanden.
In het onderste register van het zevende uur, een ander motief dat voor het eerst verschijnt in het “Boek der Poorten” (13e scène) krijgt vorm hier.
Horus kijkt neer op zowel buitenlanders (afgebeeld als Aziaten, Libiërs, Medja bedoeïenen en Nubiërs) en Egyptenaren (afgebeeld als bewoners van het vruchtbare land en de woestijn).
De buitenlanders worden afgeschilderd als vastbesloten vijanden.
De toespraak van de zonnegod behelst ook motieven uit de 21e scène van het “Boek der Poorten“.

Uur 8 van het “Boek der Nacht“.

Op het onderste register van het achtste uur vinden we een getroonde Osiris, met Horus en met de andere goden die hem verbonden zijn in opkomst.
Hij wordt getoond tijdens de overwinning van zijn vijanden, maar alleen in de voorstellingen uit de “Late Periode” worden ze rechtstreeks aangesproken als Seth.
Hier wenden zich de gezegenden en de verdoemden zich in gebed tot Osiris en hun voorstelling duurt voort tot in het negende uur, wanneer ze worden aangesproken door Sia.
Hij dicteert hun lot in het hiernamaals en hun gehechtheid aan Osiris, maar in de tiende uur, verschijnen enkel de gezegenden in het onderste register.

Uur 9 van het “Boek der Nacht“.

Uur 10 van het “Boek der Nacht“.

Uur 11 van het “Boek der Nacht“.

Uur 12 van het “Boek der Nacht“.

De slepers voorafgaand aan de zonne-bark zijn verbonden door de aangewezen vier jakhalzen “Westelijke-Ba’s” in de twaalfde en laatste uur.
Hier bidden, de goden, met inbegrip van Osiris, in het onderste register voor de afsluitende voorstelling die de gehele loop van de zon samenvat.
De zonnegod wordt met de hulp van de oer-goden getransformeerd tot een scarabee en een kind.
In de achtergrond zijn de twee boten van zijn dag- en nachtpassage, samen met Isis en Nephthys, die later werden afgebeeld op de voorsteven van de barken, de zon in beweging houdend tussen hen in.
De tekst verwijst hier naar het totale verloop van de zonnegod op de drie kosmische gebieden, bestaande uit de onderwereld (Duat), de oer-wateren (Nun) en de hemel (Nut).

Aan het eind is een beschrijving van “de Westelijke Ba’s“, die de zonnegod de hemel intrekken.

Conclusie van het “Boek der Nacht“.