Hor I
22302
page-template,page-template-full_width,page-template-full_width-php,page,page-id-22302,page-child,parent-pageid-15471,bridge-core-2.6.1,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-content-sidebar-responsive,qode-theme-ver-24.6,qode-theme-bridge,transparent_content,disabled_footer_top,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
 

Hor I

1736 – 1731

Koning Hor I is redelijk bekend, zijn troonnaam betekent “Ra bevrijdt het hart“.
Bij Hawara aan de noordzijde van de piramide van Amenemhat III is een kleine tombe gevonden welke zijn de laatste rustplaats is.
Samen met andere zaken bevatte het o.a. een houten beeld van hem, dit levensgrote beeld is zelfs vandaag de dag nog een meesterwerk on zijn soort, te zien in het Egyptisch Museum te Cairo.
De ogen zijn gemaakt van wit met blauw glas, een zeldzame ogenkleur bij de Egyptenaren.
De graftombe was niet beschadigd door grafrovers en bevatte tevens zijn mummie in een houten kist.
Sommige indicatoren in de tombe kunnen wijzen op het feit dat een latere koning, Chendjer, heeft deelgenomen aan de begrafenis, echter zijn de meningen van de egyptologen hierover verdeeld.

Hor Awibre wordt genoemd in de canon van Turijn, een koningslijst opgesteld in de vroege Ramesside-periode. De canon vermeldt zijn naam op de 7e kolom, regel 17 (Gardiner entry 6.17).
Naast de Turijnse canon bleef Hor niet bevestigd tot de ontdekking in 1894 van zijn bijna intacte tombe in Dashur door Jacques de Morgan.

Geboortenaam: Hr  Hor
(Zoon van Ra, Horus)

Troonnaam: Aw(t)-ib-ra Awtibre
(Ra bevrijdt het hart)

Plattegrond van het graf van de Egyptische koning Hor, 13e dynastie (ongeveer 1750 v. Chr.)

(Auteur J. de Morgan, 1895)

Ka-standbeeld van de farao Awibre Hor, te zien in het Egyptisch Museum, Caïro

Potdeksel met gedeeltelijke naam van koning Hor I.
Calciet, diameter: 4,8 cm

Geschenk van Carl W. Thomas (M.80.203.226)

Nikon 990 Digital Capture

Tekening van de dorsvlegels en scepters van Hor Awibre gevonden in zijn bijna intacte tombe.

(Door Jacques de Morgan in 1894)