Mehet-weret is een oude Egyptische godin van lucht, geboorte en dood en is al goed gedocumenteerd in het Oude Rijk en wordt in die tijd ook genoemd als Mehet-ageb (“De vloed van water“).
De godin wordt uitsluitend weergegeven in de vorm van een koe.
In het vroege Oude Rijk werd Mehet-weret beschouwd als de moeder van Horus en dus de moeder van de koning (farao) die van haar afstamde.
De overleden koning betrad het Mehet-Weret-gebied in vroege concepties na zijn dood en de daaropvolgende overgang naar de Duat om de strijdende goden Horus en Seth te oordelen.
Het motief van het oordelen tussen Horus en Seth verscheen ook parallel in de piramideteksten.
Dezelfde symboliek werd overgebracht op de overledene, vooral in het Nieuwe Rijk, die tijdens zijn reanimatie na het voltooide mondopeningsritueel eerst de strijdende goden Horus en Seth moest beoordelen als onderdeel van de oplossing, en vervolgens op weg naar de “veld van biezen” in Ta-djeser (Lichtland in de Duat) om verdere tests voor het hof van de doden te doorstaan.
In het Middenrijk zijn mythologische veranderingen in de roltoewijzing duidelijk.
Mehet-weret personifieert het gezicht van de overledene.
Horus ligt in de Duat en kreeg de naam Horus-Duati (“Horus van het hiernamaals“).
De cultus van de zonnegod Ra, opgericht in de 6e dynastie, identificeert Mehet-weret nu als de “moeder van Ra“, die ook wordt beschouwd als het “grote noordelijke hemelwater” als het tegenovergestelde beeld van het oog van Ra.
Als Horus uit Mehet-weret in het Oude Rijk kwam, is het nu Ra.
Aan het begin van het Nieuwe Rijk wordt een andere verandering in Mehet-weret duidelijk.
Haar taak is om de ouder wordende koning te verjongen; vergelijkbaar met de verjongingstheologie van Ra in verband met de dagelijkse wedergeboorte in de ochtend.
Mehet-weret vervult de functies van Noet en wordt gezien als het grote firmament dat de sterren huisvest en voor hun welzijn zorgt.
Ze lijkt sterk op Hathor, met wie ze later werd geassocieerd.
Als de godin van de ‘grote zondvloed‘ is Mehet-weret nauw verbonden met Neith.
In de vorm van een koe baart ze de zon en plaatst deze tussen haar hoorns, het symboliseert de oerwateren waaruit de zonnegod tevoorschijn komt of het hemelgewelf dat de zon draagt.
Ze werd gelijkgesteld met Isis door Plutarchus (De Iside et Osiride, hoofdstuk 56) en ook met de hemelse koe Isis-Mehet.
Mehet-weret, ritueel bed uit het graf van Toetanchamon
(Bron: Egyptisch Museum Caïro, JE 62013)