Als personificatie van het oerwater, waaruit bij de schepping van de wereld het eerste land, de oerheuvel, opsteeg, werd hij zeer zelden afgebeeld.
Samen met zijn vrouwelijke tegenpool Nunet vormde hij het eerste van de vier oergoden-paren, waarbij de goden met een kikkerkop en de godinnen met een slangenkop werden
afgebeeld.
Zijn benaming ‘vader van de goden’ duidt eerder op zijn ouderdom dan op zijn werkelijke positie.
Nadat de zonnegod Atum eenmaal uit de wateren van Nun verrezen was, was er voor Nun zelf geen rol meer weggelegd, ofschoon hij bleef voortbestaan en het altijd mogelijk bleef dat hij ooit opnieuw de kosmos zou overweldigen.
Hij werd als goedaardig beschouwd wanneer hij zijn naam leende aan de heilige meren op het terrein van de tempel
Nun and Nunet
De Plaats der Waarheid, Deir el Medina.